door VGSN-bestuurslid Sjraar van Beek

Kort geleden heeft het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit laten weten dat er veranderingen gepland zijn voor de regelgeving rond de graasdierpremie (GDP). Aanleiding was kritiek van Europese Commissie op de praktijk van de toepassing van de GDP. De premie is bedoeld voor directe betalingen op schapen gehouden op niet subsidiabele grond als natuurgebieden en stadsparken. Brussel wilde meer zekerheid dat het geld ook vooral bij die schapenhouders terecht zou komen die hiermee te maken hebben. Daarbij waren er twee pijnpunten waar door de sector meermalen op is gewezen.

  • De indruk bestond dat ook dieren gehouden op subsidiabele landbouwgrond premie kregen.
  • Dat vaak onterecht forfaitair werd afgetrokken voor natuurgrazers die ook over graslanden beschikten, terwijl die dieren daar feitelijk niet liepen.

Hieronder geven we aan wat het ministerie heeft laten weten. Dit lijkt op het eerste gezicht een goede ontwikkeling. We moeten de uitwerking in de praktijk natuurlijk nog even afwachten. Al met al een mooi voorbeeld van het succesvol lobbyen door onze vereniging en onze zusterorganisaties LTO, LWPS en het Gilde.

Het ministerie heeft nu het volgende laten weten:

Na afstemming met de EC worden met ingang van 2019 onderstaande aanpassingen in de regeling doorgevoerd die beogen te borgen dat de steun terechtkomt bij houders van graasdieren die daadwerkelijk op niet subsidiabele gronden grazen. De ruimte die in de regeling zat, waardoor houders van graasdieren die feitelijk niet in natuurterreinen graasden toch van de regeling konden profiteren, komt daarmee te vervallen;

  • De aanvrager van de graasdierpremie dient in de Gecombineerde Opgave te verklaren, dat de schapen en/of  het vrouwelijke vleesvee waarvoor subsidie aangevraagd wordt, in de gehele periode vanaf  15 mei tot en met  15 oktober, uitsluitend extensief gehouden worden op niet subsidiabele landbouwgrond (zoals heide, duinen, kwelders en stadsparken).Als de dieren eerder worden afgevoerd van het bedrijf zal de premie naar rato worden berekend.
  • Tijdens de controles ter plaatse dient de aanvrager aan te tonen door middel van schriftelijk bewijs (bijv. de gecombineerde opgave, een gebruiksovereenkomst, een begrazingsschema, een logboek en/of kaartmateriaal) om welke percelen het gaat en dat hij deze gronden in gebruik heeft voor begrazing in de periode vanaf 15 mei tot en met 15 oktober (bewijslast ligt bij de aanvrager). Dit wordt ter plaatse geverifieerd.

Door deze aanpassingen komt de subsidievoorwaarde van de graslandaftrek te vervallen. De peildatum wordt 15 mei, zijnde de datum waarop de dieren op het bedrijf aanwezig moeten zijn. De overige subsidievoorwaarden blijven gehandhaafd.

 

Met deze aanpassingen kan de graasdierpremie regeling behouden blijven voor de sector. Eind volgend jaar zal de regeling geëvalueerd worden.

 

Daarnaast heeft de Europese Commissie het standpunt ingenomen dat de toegepaste drempel in de regeling (het minimaal uit te betalen bedrag van 1000 euro per aanvrager) discriminatoir is. Deze drempel zal met ingang van 2019 niet worden gecontinueerd. Het bedrag aan GP zal worden meegeteld in de berekening van de ondergrens van 500 euro die geldt voor de directe betalingen.

RVO zal via de gangbare communicatie kanalen de sector hier verder over informeren.